Terug

Joodsch erfgoed te Rijnsburg

Net even buiten het dorp, als men de Lange Vaart overgestoken is ligt aan een stuk land dat in de volksmond “de Havik” wordt genoemd het Spinozahuis. Tussen de koolvelden en aan een achteraflaantje was het huis oorspronkelijk gebouwd in opdracht van de Leidse chirurgijn Herman Homan als buitenverblijf. In die tijd hadden welgestelde burgers als Homan vaak een tweede huis op het platteland. Zodat als pest, cholera of andere epidimieën de kop opstaken men kon uitwijken naar een buitenverblijf en daarmee een gewisse dood in de stad ontlopen.

Het Spinozahuis

In 1661 kwam de joodse wijsgeer Spinoza naar Rijnsburg en huurt bij Homan twee kamers. In de ene woont hij en in de andere slijpt hij lenzen voor optische instrumenten om in zijn levensonderhoud te voorzien. Vanwege zijn voor die tijd radicale denkbeelden was Spinoza door de gevestigde religieuze kringen als persona non grata bestempeld. Rijnsburg is sinds oudsher een gemeente waar anders denkenden hun toevlucht vonden. Vanaf 1621 was Rijnsburg het middelpunt van waar de Collegianten hun jaarlijkse vergaderingen hielden, gedoopt werd er in de Vliet en als kerk diende de boerenschuur van Gijsbert van der Kodde. Spinoza voelt zich tussen hen thuis en legt in Rijnsburg de basis voor wat zijn beroemdste werk zal worden, de Ethica. Na het vertrek van Spinoza naar Den Haag in 1663 heeft het huis ontelbare nieuwe bewoners waarna het uiteindelijk vervalt het tot de status van daglonershuisje.

Bewaard als museum

In 1896 kwam het huisje voor de zoveelste maal op de markt toen het door Spinoza kenner Willem Meijer werd geïndentificeerd als voormalig woonhuis van Spinoza. Er werd een vereniging opgericht en het zwaar verwaarloosde huisje werd aangekocht met de bedoeling om er een museum in te vestigen. Men restaureerde met de beschikbare fondsen het huisje en reconstueerden de bibliotheek met het werk van Spinoza. Een tweetal kamers zouden dienen als museumkamer en er werd een huisbewaarder aangesteld die beschikking had over de rest van het huis en, indien gewenst, een korte rondleiding kon geven.

Het originele vreemdelingenboek staat nu onder glas tentoongesteld.

Het originele vreemdelingenboek staat nu onder glas tentoongesteld. E. Wolthaus

Talloze mensen bezoeken het museum in de daaropvolgende periode. De intree is twee kwartjes en Gerrit van Egmond fungeert in deze jaren als huisbewaarder. Op zondag kon men ook regelmatig bezoek verwachten , soms wel zestig, zeventig man. Dit waren veelal joden uit het buitenland die het huis van de denker wilden bewonderen. Gerrit van Egmond als goed Rijnsburgs gereformeerde hield dan de deur angstvallig gesloten, want op de zondag zal men geen arbeid verrichten. De bezoekers waren dan gedwongen om huisje van buitenaf te bekijken. Er werd dan door hen vaak sigaretten en snoepgoed uitgedeeld aan de nieuwsgierige buurtkinderen. Soms werd er ook door iemand een korte toespraak gehouden. Dit spreken werd meer dan eens ruw verstoord door buurman Andries de Mooy. Ouwe Andries had het stuk land naast het huisje en lag zondagmiddag meestal te een dutje te doen. Als zijn vrouw hem dan riep dat er weer volk op zijn land stond, stormde hij met een stuk hout naar buiten om ze te verjagen.

Dondert van m’n land!

Andries de Mooy

Wereldberoemde mensen hebben het Spinoza huisje in de periode voor de oorlog met een bezoek vereerd. Op 2 november 1920 zijn onder andere de Nobelprijswinnaars Albert Einstein en Kamerlingh Onnes er geweest. In een van de kamers ligt een gastenboek, dit werd aanvankelijk ironisch genoeg  het vreemdelingenboek genoemd. Hierin zijn vandaag de dag bijna een eeuw aan handtekeningen te vinden.

Sluiting op last van de bezetter

Na het uitbreken van de oorlog waren er de eerste jaren nog een tiental bezoekers, maar daarna werd de Vereniging Het Spinozahuis op last van de bezetter ontbonden. Spinoza was van joodse afkomst en aan joden mochten er geen musea gewijd zijn. In februari 1941 gaf Alfred Rosenberg, die leiding gaf aan het Institut zur Erforschung der Judenfrage in Frankfurt am Main, de opdracht om de gehele gereconstrueerde bibliotheek van 159 boeken te confisqueren en naar Duitsland over te brengen. In 1939 stichtte Rosenberg dit het instituut voor onderzoek naar de Joodse kwestie. Een selectie van zowel wereldse als religieuze joodse boeken zouden in het archief van dit instituut hun plaats vinden. De speciaal daartoe onder Rosenbergs leiding opgezette Einsatzstab  Reischsleiter Rosenberg had tot doel de bibliotheken, de kunstgalerijen en verschillende bezittingen van Joodse herkomst te plunderen en alzo het Instituut van materiaal te voorzien. De Einsatzstab bestond uit een groep deskundige Duitse bibliothecarissen die hun werk grondig verrichten en die Rijnsburg hierbij niet oversloegen.

De woonkamer met de door Einsatzstab Rosenberg geroofde bibliotheek.

De woonkamer met de door Einsatzstab Rosenberg geroofde bibliotheek.

Makelaarsbureau Het Gildehuis ontving vervolgens de opdracht van de bezetter om het huis met meubilair onderhands te verkopen en de Vereniging ook daadwerkelijk te liquideren. Het bestuur van de Vereniging Het Spinozahuis kwam heimelijk bijeen om pogingen te wagen het huis te behouden. Penningmeester Mr. J. Coert had het plan geopperd het op zijn naam te kopen teneinde het voor ondergang te behoeden en het zo door de oorlog te slepen. De liquidateur stemde ermee in om de Heer Coert onder de eventueel gegadigde kopers voorkeur te geven. Voor dit doel boden diversen personen aan bijdragen ter beschikking te stellen. Er bleken trouwens nog meer vrienden van het Spinozahuis bereid te zijn het met hetzelfde doel onderhands te kopen.

Gered van de ondergang

Hiervan kwam tenslotte niets terecht daar de voor het Spinozahuis geëiste koopsom aanzienlijk méér bedroeg dan het tussen de heer Coert en de liquidateur overeen gekomen bedrag. Het overleg hierover vlotte niet erg en uiteraard konden de andere gegadigden niet gevraagd worden op te treden, want dat zou kunnen leiden tot het tegen elkaar moeten opbieden wat alleen maar in het voordeel van de Duitsers zou zijn. De zaak sleepte zich voort tot er ineens het bericht kwam dat het huis was gekocht door de heer A.M. Mees te Wassenaar, de directeur-eigenaar van de Sikkens’ Lakfabrieken te Sassenheim. Hij zou het hebben gekocht voor huisvesting van het gezin van een van zijn werknemers die van joodse afkomst was. Met de aankoop van het huisje door de nieuwe eigenaar leek het huis voor de Vereniging verloren. De secretaris van de Vereniging zocht contact met de heer Mees om hem van een en ander op de hoogte te brengen. Echter tot zijn grote verrassing bleek  dat de heer Mees het huis had gekocht juist met de bedoeling om het voor ondergang te behoeden en het na de oorlog aan de Vereniging terug te geven. En dit zelfs zonder restitutie van de koopsom.

Onderduikers

Begin 1943 nam Mej. A. Postma, destijds hoofd personeelszaken van Sikkens, contact op met het echtpaar Van Egmond om te bewerkstelligen dat zij de onderduikers in huis zouden nemen. Dit kostte aanvankelijk veel moeite omdat Van Egmond onder de impressie was dat het om één man zou gaan, en niet om uiteindelijk twee vrouwen die ook nog eens joods waren. Na het maken van een toilet op de bovenverdieping nam Selma de Vries haar intrek in het huisje. Enige weken later gevolgd door haar moeder, S. de Vries-Cohen. Dit na bemiddeling door Sikkens directielid Dr. Kappelmeijer. Selma’s moeder werd Martina Sofia Kroneveld en Selma werd Eefke Smit. Dr. Kappelmeijer had op het gemeentehuis van Oegstgeest laten vermelden dat haar moeder de weduwe was van Jan Smit, zodat ze dus de dames Smit werden. Gerrit van Egmond en zijn vrouw mochten destijds na de aankoop door dhr. Mees in het huisje blijven wonen. Echt gelukkig was Cor niet met de nieuwe situatie, hij had weliswaar nog een dak boven zijn hoofd maar onderduikers hebben was in die tijd niet geheel zonder risico. Bovenop op de zolder was een onderduikkamertje gemaakt waarbij de dames de Vries langs een ruimte langs de schoosteen achter de afgetimmerde schuine randen van het dak konden komen. Deze constructie was afgekeken van het huis van dr. Van der Laan waar de verzetsmensen die op doorreis waren hun onderkomen hadden. Op deze manier kon men ongezien over de volle lengte van het huis komen en indien nodig door een luik ontsnappen. Dit onderduikkamertje is eind 1961 door de latere huisbewaarder Van Dam weggehaald. Van Egmond en zijn vrouw werden in het verbergen van de dames de Vries ondersteund door de L.O. (Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers), en een Rijnsburgs meisje, Nolda genaamd, zorgde voor boodschappen. Deze organisatie voorzag hen van geld en voedselbonnen om de onderduikers te voorzien in hun levensonderhoud. De contactpersoon als districtsleider was dhr. C. Kromhout.

Een Spinozapenning uitgereikt in 1942 door de Vereniging het Spinozahuis aan burgemeester Höweler als dank voor zijn verzetsdaden.

Een Spinozapenning uitgereikt in 1942 door de Vereniging het Spinozahuis aan burgemeester Höweler als dank voor zijn verzetsdaden. E. Wolthaus

Een Spinozapenning voor bewezen diensten

De burgemeester die Rijnsburg door de meidagen van 1940 had geleid en in de eerste oorlogsjaren aan het hoofd van de gemeente stond was burgemeester Höweler. Hij was in oktober 1939 vanuit de brabantse gemeente Klundert naar Rijnsburg gekomen. Höweler was een zeer kundige en slimme bestuurder die het dorp en de verzetsactiviteiten meer dan eens uit de handen van de SD heeft weten te houden. Hij had rechten gestudeerd en wist goed hoe hij dit moest gebruiken tegen de bezetter. Aan zijn ambtsperiode kwam echter in september 1941 een abrupt einde toen hij samen met dertig andere Rijnsburgers werd geïnterneerd vanwege het versieren van de Wilhelminaboom op 31 augustus. Na zijn vrijlating uit kamp Amersfoort heeft de Vereniging het Spinozahuis hem, als dank voor zijn bewezen diensten uit naam van de gemeente Rijnsburg, in mei 1942 geëerd met een Spinoza penning. Uiteraard kon men tijdens de uitreiking niet de exacte reden van de toekenning uit de doeken doen dus er werd een “hartelijk dank” verhaal verzonnen en burgemeester Höweler nam vervolgens de penning in ontvangst.

Verraden?

Op een dag kregen Selma en haar moeder de schrik van hun leven. Het was zondagochtend en Van Egmond en zijn vrouw waren vertrokken naar de kerk, toen ze plots gestommel hoorden beneden in het huis. De eerste gedachte die door hun hoofd flitste was die van ‘we zijn verraden, ze komen ons halen’. Als versteend wachtten ze af wat ging komen toen ze opeens oog in oog stonden met een voormalig personeelslid van Van Egmond. Hij had hem en zijn vrouw zien vertrekken en wist waar hij zijn geld in de bedstede bewaarde. Van mening dat Van Egmond hem nog geld schuldig was voor gedane werkzaamheden, had de man besloten het recht in eigen hand te nemen en op strooptocht uit te gaan. De man schrok echter zo van de aanwezigheid van de vrouwen dat hij op de vlucht sloeg. Hij slaagde er nog wel in vijf gulden uit een portomonee te stelen die beneden in een kast lag. De dames de Vries en het echtpaar Van Egmond zijn verder zonder moeilijkheden de oorlog doorgekomen. Na enkele jaren niets staat in het gastenboek plotseling een aantekening van 9 mei 1945, vier dagen na de bevrijding:

In dankbare herinnering aan de tijd van 24 april voor  1943 tot en met 9 mei 1945, die wij als onderduikers hier mochten doorbrengen. Aan het Spinozahuis en hen die ons hier zo voortreffelijk verzorgden, hebben wij te danken dat ons leven, ondanks Duitsche bedreiging, gered werd.

Was getekend mevrouw De Vries en haar dochter Selma.

 

De zolder waar de onderduikersruimte was getimmerd.

De zolder waar de onderduikersruimte was getimmerd. E. Wolthaus

In sept. 1945 werd door een beschikking van het Nederlandsche Beheersinstituut dat daartoe door de Raad voor het Rechtsherstel in het leven was geroepen de opheffing en liquidatie van de Vereniging ongedaan gemaakt, zodat ze weer in het bezit van de Vereniging Het Spinozahuis kwam. Vanaf 1 januari 1946 kwam de Vereniging weer in het daadwerkelijk bezit van het huis inclusief inventaris. Het feitelijk transport bij de notaris had later plaats; daarvoor was nog een nadere overeenkomst nodig met het Nederlandsche Beheersinstituut. De heer Mees had tijdens de oorlog prof. O. Wenckebach opdracht gegeven voor het vervaardigen van een bronzen borstbeeld van Spinoza dat op een voetstuk van wit graniet in de tuin van het Spinozahuis zou worden geplaatst. De kunstenaar nam als voorbeeld het Wolfenbüttler portet, althans de daarvan gemaakte ets die Petrus Johannes Arendzen in 1883 maakte. Het beeld kon uiteraard pas na de bevrijding in mei 1945 naar de tuin van het huisje worden overgebracht. Ander bekend werk van Wenckebach is het oorlogsmonument in Rijnsburg en de Leeuw naast het gemeentehuis in Katwijk.

Het museum vandaag de dag

Ook de bibliotheek, waarvan de verblijfplaats door de Algemeen Rijksarchivaris was opgespoord, kwam bijna in z’n geheel terug uit Duitse handen. Slechts enkele boekdelen, wat ingelijste portretten en wat kleinere voorwerpen werden gemist. Vandaag de dag zijn de twee museumkamers in de afgelopen honderd jaar nauwelijks veranderd. Slechts de lessenaar, die er tot de Tweede Wereldoorlog stond, is zoekgeraakt. Het huisje kreeg na de bevrijding zijn oorspronkelijke museumfunctie terug en de familie van Dam nam in de jaren erna het huisbewaarderschap over van Gerrit van Egmond. Rondom het huis verrees een schitterende tuin en men ontving met plezier de gasten van over de hele wereld. Na het bezoek kreeg men dan in de kamer van de familie een kopje koffie. Men keek zijn ogen uit want deze kamer was al een bezienswaardigheid op zich. Vol met planten en schitterend gepoetst koper werden de bezoekers, die ze soms helemaal niet konden verstaan, onthaald op een ouderwets stukje hollandse gastvrijheid. Na het overlijden van mevr. van Dam in 2001 werd het museum gesloten. Dit heeft geduurd tot 2008 toen de financiën eindelijk rond waren om het huisje grondig te restaureren. Ook werd besloten om geen gebruik meer te gaan maken van een huisbewaarder, maar het hele huisje open te stellen als museum. In 2012 is de restauratie afgerond en het Spinozahuis wordt in mei 2012 feestelijk heropend door prof. dr. Robbert Dijkgraaf, en weer opengesteld voor het publiek.

Heeft u goede herinneringen aan het Spinozahuis of kent u nog verhalen uit de oorlogsperiode, laat het ons dan via de website weten. Het museum is te vinden aan de Spinozalaan 29 te Rijnsburg en heeft de volgende openingstijden: dinsdag t/m zondag van 13:00 tot 17:00.

 

Onder het puin bedolven Volgende verhaal

Met dank aan de Vereniging Het Spinozahuis en voormalig beheerder A. Wolthaus.

U kunt ons helpen door dit verhaal aan te vullen en waar nodig te corrigeren!

Heeft u nog materiaal dat wij kunnen gebruiken om dit verhaal nog beter te maken? Neem dan contact met ons op, zodat we onze website zo compleet mogelijk kunnen houden.

E-mail mail Facebook